Lucas van der Linden
21 februari 2024
Home » Algemene info hardlopen » Snelle vs langzame spiervezels bij hardlopen
Heb je jezelf ooit afgevraagd waarom sommige hardlopers aanzienlijk sneller zijn dan anderen, terwijl weer anderen het rennen veel langer vol kunnen houden? Wat maakt het verschil tussen een sprinter die in enkele seconden over de finish schiet, een middellange afstandsloper die met vastberadenheid kilometers aflegt, en een marathonloper die schijnbaar onvermoeibaar blijft doorlopen?
Maar wat maakt deze spiervezels zo cruciaal bij het hardlopen? Hoe ontstaat deze samenstelling en, nog belangrijker, is dit trainbaar? Hoe kan jij hierdoor gerichter en efficiënter trainen? In dit blog ga ik al deze vragen voor jullie uitgebreid beantwoorden.
Om te beginnen is het belangrijk om te snappen wat spiervezels zijn. Zoals jullie allemaal weten bestaat het lichaam uit verschillende spieren. Deze spieren zijn weer opgebouwd uit spiervezels, die op hun beurt gebundeld zijn door meerdere spiercellen. Deze spiercellen bestaan onder anderen uit myofibrillen (eiwit), die verantwoordelijk zijn voor het samentrekken en ontspannen van de spier. Deze samenstelling zorgt ervoor dat spiervezels veel kracht kunnen genereren en beweging in het lichaam mogelijk maken.
Het organisatieniveau van de spier en spiervezels. De spiervezel is dus opgebouwd uit myofibrillen die voor treksterkte zorgen, de spiervezels vormen spiervezelbundels en spiervezelbundels vormen een spier. Deze vorming van bundels zorgen voor meer kracht.
Het lichaam bestaat uit drie verschillende soorten spiervezels, namelijk de langzame spiervezels (Type 1) en de snelle spiervezels die je kan onderverdelen in twee verschillende types, namelijk Type 2A en Type 2B.
Allereerst heb je de langzame spiervezels, ook wel slow-twitch muscle fibers type 1 genoemd. Dit zijn spiervezels die niet veel kracht kunnen leveren, maar goed bestand zijn tegen vermoeidheid. Dit zijn dus de spiervezels die je gebruikt voor het uithoudingsvermogen en langdurige activiteiten op een relatief lage intensiteit.
Zoals eerder benoemd kan je de snelle spiervezels weer onderverdelen in twee verschillende typen vezels, namelijk 2A en 2B.
Type 2A:
Type 2A spiervezels, ook aangeduid als intermediaire spiervezels, bevatten delen van zowel type 1 (slow-twitch) als type 2B (fast-twitch) spiervezels. Ze hebben een gemiddelde snelheid van samentrekking en een gemiddelde weerstand tegen vermoeidheid. Dit maakt ze geschikt voor activiteiten die zowel kracht als uithoudingsvermogen vereisen.
Type 2B:
Type 2B spiervezels, ook wel fast-twitch muscle fibers genoemd, hebben de eigenschap dat ze snel, krachtig en explosief kunnen samentrekken. Deze spiervezels bevatten dus een hoge snelheid van samentrekking en veel kracht. Het nadeel is wel dat ze een lage weerstand tegen vermoeidheid hebben en hierdoor snel uitgeput zijn. De type 2B vezels zijn dus geschikt voor activiteiten met hoge snelheid, explosieve en maximale kracht.
De verschillen tussen langzame (Type 1) en snelle spiervezels (Type 2A en 2B)
Nu we weten welke verschillende soorten spiervezels er zijn, gaan we wat dieper in op de belangrijkste kenmerken van de Slow-Twitch Muscle Fibers (type 1):
De verschillen in kenmerken tussen de Slow-Twitch en Fast-Twitch Muscle Fibers
We weten dus nu het een en ander over welke verschillende spiervezels er allemaal zijn en wat de kenmerken hiervan zijn. Maar welke rol hebben deze spiervezels bij het hardlopen?
De sprinter moet het vooral hebben van de snelle type 2B spiervezels die zorgen voor kracht, snelheid en explosiviteit om een zo hoog mogelijke pieksnelheid te halen. De samenstelling bestaat bij een elite sprinter uit ongeveer 70-75% type 2B fast-twitch muscle fibers en maar 20-25% uit type 1 slow-twitch fibers. Dit is dus ook de rede dat sprinters in een korte tijd hele hoge topsnelheden kunnen halen, maar niet lang achter elkaar door kunnen rennen, simpelweg omdat ze daarvoor te weinig slow-twitch fibers in hun lichaam hebben. Als sprinter loop je wedstrijdafstanden in een range van 60 tot 400 meter, dus niet langer dan één minuut.
De midellange afstandsloper, afgekort als MILA-loper, heeft de ideale mix tussen snelle en langzame spiervezels. Op de middellange afstanden worden snelheid en uithoudingsvermogen met elkaar gecombineerd, waardoor het lichaam de combinatie aan verschillende soorten muscle fibers nodig heeft. De samenstelling bestaat bij een MILA-loper uit ongeveer 50-70% type 2A fast-twitch muscle fibers en uit 30-50% type 1 slow-twitch muscle fibers. Door deze samenstelling zijn MILA-atleten in staat om redelijk lange afstanden op een hoog tempo te kunnen lopen. Als middellange afstandsloper loop je wedstrijdafstanden van 800 tot 3000 meter. Qua afstand dus precies tussen het sprinten en langeafstandslopen in.
De lange afstandsloper moet het vooral hebben van de langzame type 1 spiervezels, die zorgen voor een zo goed mogelijk uithoudingsvermogen. Deze muscle fibers heb je vooral nodig voor de halve en hele marathon, waarbij je een paar uur constant door moet lopen. Doordat deze type 1 vezels een stuk dunner zijn dan de type 2 spiervezels, hebben de lange afstandslopers een slanker postuur dan bijvoorbeeld sprinters. Dit is nodig om zo min mogelijk gewicht mee te nemen tijdens het lopen. De samenstelling bestaat bij een lange afstandsloper uit ongeveer 70-80% type 1 slow-twitch fibers en uit 20-30% type 2 fast-twitch fibers. Deze samenstelling zorgt ervoor dat lange afstandslopers urenlang door kunnen lopen zonder teveel vermoeid te raken door een optimale energieproductie in de type 1 spiervezels. Als lange afstandsloper loop je wedstrijdafstanden in de range van de 5 km en langer, zoals een halve, hele en zelfs een ultramarathon.
Hieronder nog een kort tabeloverzicht van de spiervezelverhouding tussen de verschillende loopdisciplines:
Eigenschappen | Sprinter | MILA-loper (Middellange afstandsloper) | Lange afstandsloper |
---|---|---|---|
Afstanden | 60-400 meter | 800-3000 meter | 5000 meter en langer |
Snelheid/Tempo | Hoog | Gemiddeld-hoog | Gemiddeld-laag |
Uithoudingsvermogen | Laag | Gemiddeld | Hoog |
Postuur | Krachtig en gespierd | Atletisch | Slank |
Samenstelling spiervezels | 70-75% type 2B 20-25% type 1 | 50-70% type 2A 30-50% type 1 | 70-80% type 1 20-30% type 2 |
Leuk zou je misschien denken, al die spiervezel samenstellingen, maar hoe kan je deze trainen? Het is belangrijk om te weten dat je elk soort type vezel verschillend moet trainen. Dit is hoe je elke soort muscle fiber kan trainen:
De langzame type 1 spiervezels zijn op verschillende manieren te trainen:
Manieren om type 2A spiervezels te trainen:
Manieren om type 2B spiervezels te trainen:
In de wereld van het hardlopen speelt genetica een cruciale rol in hoe atleten presteren, herstellen en trainen. Een fascinerend aspect van deze genetische invloed is de samenstelling van spiervezels, specifiek de verdeling tussen snelle (witte) spiervezels en langzame (rode) spiervezels. Deze genetisch bepaalde verdeling kan het verschil verklaren waarom sommige atleten uitblinken in sprinten, terwijl anderen van nature beter zijn in de lange afstanden.
De verdeling van spiervezeltypes binnen een individu is voor 40-60% genetisch bepaald. Studies hebben aangetoond dat bepaalde genen een significante invloed hebben op spierfunctie en prestaties:
Overzicht van de verhoudingen hoe de aanleg van de verschillende spiervezeltypen tot stand komen
ACTN3: ACTN3 staat bekend als het “sprintgen” omdat het een eiwit codeert dat voornamelijk in snelle spiervezels wordt aangetroffen. Echter beïnvloedt het wel de samenstelling van spiervezels door de expressie van MYH-genen te reguleren. Een bepaalde variant van ACTN3 is geassocieerd met een hoger percentage snelle type 2 spiervezels.
Spiervezeltype | Gen(en) voor expressie |
---|---|
Type 1 (langzaam) | MYH7, ACE I-allel |
Type 2A (snel) | MYH2, ACTN3, ACE I-allel |
Type 2B (snel) | MYH1, MYH4, ACE D-allel |
Tabeloverzicht met spiervezeltypen en de bijbehorende genen
De genetische aanleg voor bepaalde spiervezeltypen in je lichaam speelt dus een aanzienlijk grote rol bij wat voor hardloper jij van nature bent. Daarom is het belangrijk om te weten op welke afstanden jij van nature goed bent en op welke totaal niet. Als je dit echt tot in de bodem uit wilt zoeken, kan je jezelf hiervoor laten onderzoeken in een onderzoekscentrum of een sporttest doen om een nog beter beeld te krijgen.
Hierboven een video over hoe je jouw verhouding spiervezeltypen kan bepalen en aan de hand daarvan te weten welke sport / discipline het beste bij jou past
Door dus te weten wat voor type spiervezels je het meeste hebt en welke het minste, kan je hierop gerichter gaan trainen. Als je bijvoorbeeld van nature veel fast-twitch type 2B spiervezels hebt, hoe zinvol is het dan om te gaan trainen voor een marathon? Dan is het veel beter om je te focussen op de sprint of in ieder geval de kortere afstanden. Andersom geldt voor die atleet met een natuurlijk overschot aan slow-twitch type 1 muscles.
Ieder individu heeft dus een unieke samenstelling aan spiervezeltypen. Daarom is het belangrijk dat iedere atleet een individuele trainingsaanpak nodig heeft. Vaak zijn veel trainers nog geneigd om atleten (met verschillende spiervezelverhoudingen) dezelfde trainingen te laten doen. Dit belemmert niet alleen de vooruitgang van sommige atleten, maar kan ook resulteren in blessures. Een goede persoonlijke aanpak is dus belangrijk om de individuele atleet te laten pieken.
Kortom, door te weten te komen waar je van nature goed in bent, krijg je al een goed beeld van je spiervezelsamenstelling. Door te begrijpen hoe je spiervezeltypen je prestaties als hardloper beïnvloeden, kun je slimmere trainingsbeslissingen nemen, blessures voorkomen en jezelf uitdagen op gebieden waar je de grootste kans hebt om topprestaties te leveren. Dit geeft niet alleen maar betere prestaties, maar ook meer zelfvertrouwen en een beter gevoel.
We kunnen dus stellen dat de samenstelling van spiervezels een cruciale rol speelt bij het hardlopen. Als hardloper is het belangrijk om te weten wat voor type loper je bent. Ben jij meer een sprinter met korte, krachtige, snelle type 2B spiervezels, een MILA-loper met een mix van alles wat of een marathonloper met een overschot aan de langzame, lange type 1 spiervezels? Om erachter te komen wat je spiervezelsamenstelling is, is het dus essentieel om te weten waar jij van nature goed in bent en waarin totaal niet. Hierdoor kan jij als hardloper gerichter en efficiënter gaan trainen met als gevolg een beter resultaat. Ondanks het beter presteren, is het natuurlijk het allerbelangrijkst om iets te doen wat je leuk vindt om te doen. Ik zou zeggen, doe er je voordeel mee! 😉
Mocht je nog een vraag hebben over dit blog of over andere (hardloop)onderwerpen? Stel deze dan gerust hier in de comments beneden of neem contact met mij op.
Bronnen en afbeeldingen: